|
In naam van God
Radicalisme en religieus geweld
September 2015 Al geruime tijd, maar zeker sinds de terroristische aanvallen op de Twin Towers in 2001, de macabere slachtingen van IS in Irak en Syrië en de Charlie Hebdo-aanslag begin dit jaar in Parijs, vragen velen zich af hoe het zit met de verhouding tussen fundamentalisme, radicalisme, extremisme, geweld en religie. Is religie gevaarlijk? Meestal betreffen deze vragen de islam, maar er zijn wereldwijd eveneens vele vormen van geweld aan te treffen tussen boeddhisten, hindoes, christenen en joden. Ook aanhangers van verschillende denominaties binnen een religie bestoken elkaar met geweld. En het lijkt steeds erger te worden. De gevolgen zijn merkbaar, zo blijkt in dit TGL-nummer. Allereerst als het gaat om de relaties tussen de aanhangers van verschillende godsdiensten in onze streken. Op lokaal vlak vinden daarom tal van bijeenkomsten plaats en worden vredesverklaringen ondertekend die getuigen van de wil tot onderlinge samenwerking en van de bereidheid tot respect, dialoog en verdraagzaamheid. Verklaringen opstellen is één ding, daadwerkelijk aan onderling verstaan en onderlinge ondersteuning werken is nog iets anders. Maar het kan, zo blijkt uit gesprekken tussen moslim-, hindoe- en katholieke moeders die samen praten over de opvoeding van hun kinderen in onze seculiere context. En op nog dieper niveau bestaat er een dialoogvorm waarin de verschillende geloofsformuleringen worden gerelativeerd tegen de achtergrond van de onderliggende oorspronkelijke ervaring van transcendentie die de religies delen. Zo ontstaat wederzijdse religieuze betrokkenheid. De rechtstaat en overheid kunnen helpen om religieus extremisme en geweld te verminderen. De staat is neutraal, garandeert de godsdienstvrijheid en moet zich niet laten provoceren door religieus geweld. Maar tegelijkertijd is het de vraag of de seculiere, moderne samenleving en politiek niet zelf een dominante en gesloten ideologie tonen, die het religieuze als niet meer bij de tijd ziet. Openheid voor en dialoog met het andere en de ander staan daardoor onder druk. De brug naar mensen met een neiging naar religieus extremisme lijkt ingestort. Wat is hier de rol van de geloofsgemeenschappen, met name de christelijke? In onze samenleving hebben de gelovigen een beetje een schutkleur aangenomen in het ‘algemeen beschaafde’ seculiere landschap. Willen zij een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat, dan moeten ze niettemin letterlijk ‘radicaal’ zijn: te rade gaan bij hun eigen religieuze wortels. Niet om zich in een zelf gecreëerd reservaat te verschansen, maar om de diepe betekenis van het woord ‘vrede’, ‘sjalom’, ‘salem’, te herbronnen. Naarmate het beter lukt om zich van die bron bewust te worden en deze in gesprek te brengen met de levensbeschouwelijk en religieus anderen, kan religie de lont uit het kruitvat halen in plaats van die erin te stoppen. |