|
God tussen de regelsReligie en moderne literatuur
September 2013 Ik herinner me de religieus geïnspireerde romans die ons als adolescent werden aanbevolen. Dat ging meestal gepaard met enkele klerikale aanwijzingen. Sommige passages dienden namelijk met een korrel zout te worden genomen. Het betrof vooral personages die zich niet gedroegen conform de katholieke moraal. Maar dat maakte het pas spannend. Wat een verademing, een wereld waarin religieus voelende mensen geen kerkelijke stereotiepen waren. Fascinerend was het verhaal van de whiskypriester in “The power and the glory” (“Het geschonden geweten”) van Graham Greene dat zelfs met enige sympathie besproken werd tijdens de godsdienstlessen. Ook de kritische geluiden vanuit antiklerikale hoek kwamen voorbij. En zelfs A. Camus en J.P. Sartre kwamen als profeten van het atheïsme om het hoekje kijken. Literatuur werd ontdekt als vindplaats voor religieuze bezinning en confrontatie. Haar taal klonk zoveel concreter dan de theoretische benadering die we in kerkelijke kringen gewoon waren. Ze brengt mensen in beeld getekend door de complexiteit van het leven. Vanaf de jaren 70-80 scheen religie niet langer een relevant thema in de literatuur. Door de algehele sfeer van de secularisatie leek het christelijk geloof voor velen een gepasseerd station. Het kerkelijk beleid reageerde krampachtig. Het keerde naar binnen, de geloofsschat koesterend, en ging het gesprek met de cultuur en de wetenschap uit de weg. Ook de zoekende mens kan nauwelijks nog interesse opbrengen voor dergelijk hermetisch systeem. Literatuur hield het geloof voor bekeken. Het kerkinstituut had aan zichzelf genoeg. De gevolgen laten zich voelen tot vandaag. De inhoud van het christelijk geloof is voor velen onbekend. Hetzelfde geldt voor de Bijbel. Dat heeft tot een merkwaardige situatie geleid. Onze cultuur barst van de symbolen en verhalen afkomstig uit de Bijbelse en christelijke traditie, maar hun betekenis is vaak zoek. En nu is er dit opvallend fenomeen, vooral in Nederland, van literaire producties met uitdrukkelijk Bijbelse motieven of referenties. En dit niet zomaar in de marge. Het gaat om prijswinners. Zoals destijds Graham Greene. Ze bespelen verschillende religieuze motieven. Een beetje zoals religie op onze dagen veelkleurig is geworden. Ze hebben het voordeel dat ze geladen zijn met fantasie. Dat ze ruimte laten voor de complexiteit van het religieuze zoeken. Daarmee overstijgen ze de soms theoretische discussies onder theologen. Mogen we spreken van een trend of gaat het gewoon om enkele uitzonderingen? Het gaat in elk geval over herkenbare geloofsthema’s. Over geloof en ongeloof en hun onvermijdelijke verstrengeling, over godsbeelden en de schade die ze kunnen aanrichten, over de verschillende religieuze tradities en hoe ze niet tegenover elkaar hoeven te staan, over Bijbelse figuren en motieven die nog voldoende bekend zijn om er in een nieuwe context over te vertellen. Over de bewogenheid van auteurs en waar ze hun mosterd halen. |