|
Tussen geloof en ongeloof
juli 2018
Gelovigen en ongelovigen leven langs elkaar heen. Er lijkt een waterscheiding tussen hen te bestaan. Het heeft veel weg van een ‘living apart together’, men leeft als nabije vreemden, aan weerskanten van de sloot en zonder grensverkeer of communicatie. Zoals zo vaak bedriegt ook hier de schijn. Tussen geloof en ongeloof blijkt een ruim tussengebied te liggen, een wirwar van levensovertuigingen. Bij een onderlinge dialoog tussen gelovigen en ongelovigen is het goed daarmee rekening te houden. Geloof en ongeloof staan niet diametraal tegenover elkaar. Tussen wit en zwart zit een heleboel grijs. En: er zijn vele soorten gelovigen én ongelovigen. Dit nummer van TGL gaat allereerst in op dit tussengebied en verkent het. Er blijken bij nader inzien vele ‘grensovergangen’ te zijn tussen geloof en ongeloof. Niet zo traditionele gelovigen en niet langer geharnaste ongelovigen zoeken elkaar op en zijn elkaar toch niet zo vreemd als gedacht. Wat op zich ‘ongelovig’ lijkt, is intussen diep doorgedrongen in het leven en de reflectie van gelovigen. Denk aan de uitdagingen van het evolutie-denken en aan de paradoxale ervaringen in ons kwetsbare en breekbare alledaagse leven. Deze ervaringen missen hun uitwerking niet op het geloofsleven. Maar ook zij die doorgaans in het kamp van de atheïsten worden geplaatst, moeten soms vragen toelaten waar vanouds gelovigen zich mee bezighouden. Atheïsten worden geconfronteerd met het mysterie van het bestaan en van het menselijk bewustzijn dat niet ten einde toe natuurwetenschappelijk verklaard kan worden. Bovendien stuiten atheïsten uiteindelijk op waarden (zoals die van de menselijke waardigheid) die zij op een of andere manier ‘transcendent’ en zelfs ‘heilig’ moeten noemen. Atheïsme en godsgeloof hebben oude omgangspapieren. In lijn met het joodse denken benadrukt de filosoof Levinas dat de menselijke waardigheid maar tot stand komt, indien de mens zijn eigen vrijheid en verantwoordelijkheid op zich neemt. Dat kan hij doen, juist omdat God zich ‘terugtrekt’ en de mens op die manier los komt van de alomvattende goddelijke omarming. Alleen zo wordt de mens volwassen, ook in zijn relatie tot God. Een God trouwens, zo blijkt uit het boek Prediker, wiens wegen niet te voorzien zijn, zodat de mens zelf er maar het beste van moet zien te maken bij alle wisselvalligheden in het leven. Met dit nummer wil TGL een bijdrage leveren aan de levensbeschouwelijke reflectie op het grensvlak van geloof en ongeloof. Het roept op tot een gesprek erover en nodigt de deelnemers aan dat gesprek uit om uit hun schuilhoeken te komen. |