|
Toelaten van het andere
Juli 2017
Identiteit is een tamelijk abstract begrip. Het drukt de wezenlijke kenmerken van iets of iemand uit en het kan in concreto om van alles gaan. In dit nummer gaat het om de identiteit van geloof en geloven, van het behoren tot een bepaalde groep, tot de kerk of tot de samenleving. Wanneer je aangeeft dat je daar op een bepaalde manier deel van uitmaakt, dan straal je iets van een identiteit uit, iets wat jou met een groter geheel verbindt. De grote vraag is dan: wélke identiteit straal je uit? In onze streken is de vraag naar de eigen religieuze identiteit van mensen soms niet makkelijk meer te beantwoorden. In onze geïndividualiseerde samenleving is de religieuze identiteit van velen diffuus geworden. Maar we zien ook andere tendensen, zoals het hameren op de eigen religieuze groepsidentiteit die je soms van anderen afsluit. Ook komt het voor dat een bepaalde identiteit aan anderen, bijv. moslims, wordt toegedicht zodat zij worden vastgepind op een beeld dat mensen van hen hebben. Ook dat kan een uitsluitend effect hebben. Het benadrukken van de eigen groepsidentiteit of die van anderen kan de kloof tussen mensen danig verdiepen. Tegen deze achtergrond dringt zich de vraag op waar het bij religieuze identiteit uiteindelijk op aankomt. Die vraag staat in dit TGL-nummer centraal. Een eerste antwoord wordt gezocht in wat de kern van alle religies uitmaakt, namelijk dat het erom gaat dat de mens waarlijk mens wordt en tot het besef komt geschapen te zijn naar het beeld van God, het alles overstijgende mysterie dat elke particuliere identiteit overstijgt en kritiseert. God is niemands exclusieve eigendom. Religieuze identiteit is wezenlijk inclusief. Ze is bovendien niet van eigen makelij, maar is uiteindelijk juist door God geschonken, zo ervoeren Jezus, Paulus en Franciscus. De door God geschonken liefde trekt je weg uit de neiging zelf de exclusieve waarheid te bezitten, maar ook weg uit de belangen van de machthebbers en hun ideologieën, weg uit alles wat nu eenmaal zo is krachtens de macht der gewoonte, weg uit de angst voor de ‘vreemde’. De inwoning Gods laat zien dat Hij/Zij ‘alles in allen’ wil zijn. Het besef hiervan breekt met een gefixeerde en zelfverzekerde religieuze identiteit en heeft er weet van dat ze het moet hebben van rondtrekken, luisteren, ontvankelijk zijn, je open stellen. Juist dan blijkt dat de identiteit die je gaandeweg opdoet, geschonken is en altijd in wording. Bij alle ervaring van geschonkenheid: het is óók zo dat religieuze identiteit een zaak is van cultiveren, van zorgvuldige aandacht. Spirituele begeleiding is er juist op gericht om via een proces van aandachtig luisteren mensen dichterbij bij hun diepste eigenheid te brengen. Wat heeft die eigenheid te maken met de roep van Gods stem en met het maken van ruimte voor het Heilige / de Heilige in hun leven? Het creëren van zo’n ruimte komen we ook letterlijk tegen, bijvoorbeeld bij het bouwen van een kapel. Zo’n ruimte heeft, als het goed is, enerzijds een duidelijk religieuze, c.q. christelijke signatuur. Aan de andere kant is ze, juist vanwege diezelfde signatuur, als een open huis ‘met vele woningen’ en is ze uitnodigend naar ieder. De vraag naar religieuze identiteit en naar de exclusiviteit of inclusiviteit ervan, is niet los te zien van de bredere politieke en sociale context. De vraag naar een geloofwaardige identiteit is immers ook prangend in het politieke bestel waarin we leven. Hoeveel groepen worden er in onze samenleving niet als zondebokken of als ‘losers’ weggezet en wat heeft dat niet voor gevolgen als het gaat om sociale tweedelingen? Welke eisen moeten er aan de politiek en haar identiteit worden gesteld als zij echt een visie op het algemeen welzijn, het goede leven voor allen, wil vormgeven? Een identiteit waarin te geloven valt, is een leerschool voorbij de angst, voorbij wij/zij-tegenstellingen. Waar de ander/Ander als geschenk en als een onontkoombare uitdaging verschijnt, is al veel gewonnen. |