|
De uitsluiting voorbijCommunicatie over de grens van het pesten heen
Mei 2014 Een nummer van TGL over pesten mag verbazing wekken. Pesten?! Zeker, in de voorbije decennia is er volop belangstelling geweest voor vrede, conflicten en oorlog en voor een spiritualiteit en een theologie van de vrede, vooral ten tijde van de koude oorlog. Dit om vanuit de kerken en de vredesbeweging een weg te vinden die zou leiden voorbij een heilloze oorlogsdreiging, voorbij een dodelijk wij/zij-denken. Deze blik is nog steeds uiterst relevant. Maar tot voor kort, zo lijkt het, hebben we daarbij iets over het hoofd gezien: het fijnmazige, bijna onzichtbare, maar niettemin overal aanwezige verschijnsel van pesten. Maar is pesten niet klein bier, vergeleken met oorlog en oorlogsdreiging? Toch niet. Het is een uitsluitingsmechanisme van universele omvang. Een mechanisme dat volkomen ten onrechte soms aanleiding geeft tot lacherigheid, verontschuldiging, wegpraten en ontkenning. Pesters slaan vaak geen acht op hun eigen pestgedrag. Pesten is vaak een taboe, maar komt in alle geledingen van de maatschappij voor, van hoog tot laag, van jong tot oud. Het staat opnieuw in de belangstelling door het zogeheten cyberpesten. Welke houdingen en sociaalpsychologische patronen spelen daarbij een rol, wie zijn hoofdrolspelers, hoe kunnen we pesten een halt toeroepen en op welke geestesgesteldheid doen we daartoe een beroep? Pesten is geen individueel probleem, het is veelal een groepsgebeuren. Pesten is geen grapje en ook geen plagen meer, maar een herhaalde vernedering van een of meer individuen in een groep door die groep. Er zijn slachtoffers, meelopers, wegkijkers en daders. Wezenlijk is het om het probleem telkens te onderkennen en te kijken wat er speelt. De gepeste moet worden gezien en gehoord, maar ook naar de pester moet worden geluisterd. Hij/zij moet tot spreken worden uitgedaagd. In het beste geval worden gepeste en pester niet vastgepind op hun rol, maar ontstaat er – vaak met hulp - een nieuwe situatie die het einde inluidt van het pesten en een nieuwe onderlinge verhouding mogelijk maakt. De joodse en de christelijke tradities kennen schitterende verhalen waaruit blijkt dat dodelijk gepest worden toch kan omslaan in een nieuwe toekomst met elkaar. Een van de sprekendste voorbeelden hiervan is het verhaal uit het boek Genesis (37-50) van Jozef in zijn relatie tot zijn broers. Pesten komt niet zelden voort uit een misplaatst superioriteitsgevoel, individueel of collectief. De geschiedenis van de kerken getuigt hiervan. In onze tijd is het een weldaad te mogen ervaren dat het gevoel van religieuze eigenwaarde niet zelden wordt versterkt door het besef van geschonkenheid door de ander. De religieuze ander draagt bij aan mijn eigenheid in plaats van er afbreuk aan te doen. Pesten getuigt van de hardnekkigheid van uitsluitingsstructuren en de weg eruit is niet simpel, ook al kunnen paradoxale reacties de pester ‘dimmen’. Dit TGL-nummer maakt gewag van de mogelijkheid om te leven voorbij het pesten. Immers, het is het evangelie dat ervan getuigt dat Jezus een uitgestoten zondenbok is, maar dat hij zonder schuld is. En dat wij daarom, als wij hem willen navolgen, niet opnieuw ons aan uitsluitingen moeten schuldig maken, dus ook niet aan pesten. Of het helpt om pesten eens en voor al streng te veroordelen, is niettemin de vraag. Eerder gaat het om een sociale klimaatsverandering en –verbetering die voortdurend aandacht vraagt en die voortdurend werk in uitvoering is. Dit TGL-nummer wil wijzen op inspiratiebronnen die daaraan bijdragen. |